© Erik Bloeming

Natuurpark

charakter

© VS

Verhoogd heidelandschap 

De Bourtanger Moor

Voordat het halverwege de 19e eeuw in cultuur werd gebracht, was het Bourtanger Moor een van de grootste aaneengesloten hoogveengebieden in Midden-Europa, met een oppervlakte van 1.200 km². Er leek iets sinisters en bedreigends van hem uit te gaan. Het beeld van een onbeheersbaar, voor menselijk leven vijandig natuurlandschap is echter veranderd.

Door nederzettingen, veenontginning en later agrarisch gebruik wordt het gebied tegenwoordig gekenmerkt door een mozaïek aan verschillende gebieden. Het spectrum reikt van oorspronkelijke en heringerichte hoogveengebieden, waarvan de flora en fauna het beschermen waard zijn, tot waardevolle cultuurlandschappen die sterk beïnvloed zijn door de mens. De grote boerderijen, uitgerust met de modernste landbouwtechnologie, vormen een belangrijke economische factor. Tussen de intensief gebruikte graslanden en bossen bloeien de levendige steden en gemeenschappen

Het karakter van de heidevelden is echter overal in het natuurpark aanwezig. Opvallend zijn de uitgestrektheid van het landschap, de langgerekte nederzettingen en kanalen die zo kenmerkend zijn voor het heidegebied. En langzaam komen ze weer tevoorschijn, de grote heidelandschappen.

Verhoogde veenvorming

Geologisch gezien is het heidelandschap een zeer jonge landschapsvorm. Toen de gletsjers in het noordwesten van Duitsland aan het einde van de ijstijd smolten, verzamelde het water zich in depressies. In het water verzamelden zich sedimenten en riet en andere rietsoorten vestigden zich. Plantenresten werden geleidelijk afgezet op de bodem van de smeltwatermeren en verteerden slechts gedeeltelijk. Er ontstond veenvorming en het hoogveenmoeras. Vervolgens groeide de veenlaag, waardoor de planten geen contact meer hadden met het voedingsrijke grondwater. In deze zure, voedselarme omgeving konden alleen veenmossen zich vestigen, die de belangrijkste rol speelden bij het ontstaan ​​van hoogvenen. Naarmate het veenmos groeit, sterft het aan de onderkant af en zakt naar de grond. Gemiddeld ontstaat er per jaar 1 mm veen. De ontwikkeling van het hoogveen in het Bourtanger Moor vond plaats over een periode van duizenden jaren en vond in verschillende fasen plaats.

Verandering van het landschap

“Voor de eerste, de dood, voor de tweede, ellende, voor de derde, brood”

... was het lot van de eerste kolonisten in het heideveld. Sinds 1850 wordt het Bourtanger Moor op grote schaal ontgonnen. Veen en landbouw hebben het oorspronkelijke hoogveenlandschap geleidelijk veranderd en hun sporen nagelaten.

Moorbrandcultuur
De turfbrandcultuur wordt al sinds de 16e eeuw in Nederland en later ook in Noordwest-Duitsland beoefend. Hoogveengebieden werden vóór de winter ondiep gedraineerd en het voorjaar daarop in brand gestoken. De boeren zaaiden vooral boekweit, maar ook tarwe, haver en aardappelen in de nog warme as. Na 5 tot 7 jaar was de grond uitgeput en moest deze 30 jaar braak liggen.

Fehn-cultuur
De veencultuur vindt haar oorsprong in Nederland. Voor de afwatering van de heidevelden werd een netwerk van kanalen aangelegd. Van het hoofdkanaal, dat in verbinding stond met een rivier, splitsten zich talrijke kleine kanalen (Wieken). De aldus drooggelegde gebieden werden vervolgens afgevoerd, waarna het veen met veenschepen werd vervoerd. Op de terugweg haalden de schepen slib uit de rivieren en vulden daarmee de geërodeerde gebieden op. Het land langs de kanalen kon vervolgens worden bewerkt.

Duitse hoogveencultuur
Rond 1880 werden de Moorbrand- en Fehncultuur vervangen door de Duitse hoogveencultuur. De bovenste laag van het veengebied werd goed ontwaterd, de vegetatie werd verwijderd en de grond werd gemengd met kunstmest. Deze vorm van teelt creëerde de omstandigheden voor grootschalige en intensieve landbouw en bewoning. Dit resulteerde in een hogere opbrengst en een verbetering van de levensomstandigheden van de boeren. Deze vorm van veenbouw heeft echter in de loop der jaren geleid tot een aanzienlijke verslechtering van de bodemkwaliteit.

Zand gemengde cultuur
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond de zandmengcultuur, die zorgde voor de verdere ontwikkeling van heidegebieden. Na het droogleggen met behulp van sloten hebben de enorme ploegen, de zogenaamde “Zwaluwen van het Emsland”, het veen tot een diepte van wel 2 meter losgewoeld, het zand uit de diepte gehaald en dit met het veen vermengd.

Veenwinning

Turf wordt al duizenden jaren als brandstof gebruikt. Vroeger werd er met de hand gegraven in open kuilen, de zogenaamde putten. Vanwege de hoge energiedichtheid was alleen zwartveen geschikt als brandstof; Witte turf werd bijvoorbeeld gebruikt als bedding in stallen omdat het water en geuren bindt. Door ontwatering en veenwinning verdwenen in de loop van de tijd steeds meer zeldzame planten en dieren uit hun leefgebied. Tegenwoordig wordt turf op industriële wijze gewonnen en verwerkt tot tuingrond en andere producten. De veenreserves in Centraal-Europa zijn echter bijna uitgeput. Grote veenvoorraden zijn alleen nog te vinden in Scandinavië, Rusland en de Baltische staten.

Landbouw

Landbouwkundig gebruik van de heidevelden was, afgezien van het afbranden van heidevelden, lange tijd alleen mogelijk nadat deze volledig waren afgegraven. 

Maar vooral sinds de ontwikkeling van de gemengde zandwinning zijn er grotere oppervlakten voor landbouw ontstaan. De uitvinding van kunstmest en nieuwe technische ontwikkelingen zorgden ook voor een aanzienlijke verbetering in de situatie van boeren in het heidegebied. 

Tegenwoordig wordt in grote delen van de regio moderne, intensieve landbouw bedreven. De bedrijven die hier gevestigd zijn, produceren volgens internationale normen voor bovenregionale markten.

Energie

Al in het Krijttijdperk ontstonden in het natuurparkgebied aardolie- en aardgasvoorraden. De regio is het grootste olieproductiegebied op het Duitse vasteland.

Ook in het natuurparkgebied wordt op verschillende manieren gebruik gemaakt van hernieuwbare energiebronnen. Met de ontwikkeling van fotovoltaïsche systemen en moderne windturbines is het nu mogelijk deze te gebruiken voor het opwekken van elektriciteit. Biomassa is het resultaat van fotosynthese en dus een indirecte vorm van zonne-energie. Bij de verbranding van hout, stro en koolzaadolie komt precies evenveel koolstofdioxide vrij als de hernieuwbare grondstoffen die tijdens de groei worden verbruikt (‘CO2-neutraal’).

Opnieuw bevochtigen

Grote delen van het Bourtanger Moor hebben een hoge natuurbeschermingswaarde. Natuurbeschermingsorganisaties, het Staatsveenbeheer en Staatsbosbeheer zetten zich intensief in om voormalige veengebieden na de veenafgraving nieuw leven in te blazen.

Sinds de jaren zeventig zijn veel gebieden opnieuw nat gemaakt, met aanzienlijk succes. Sloten worden gedempt, polders worden vernat en dammen worden gebouwd. Maar wat in de loop van duizenden jaren is ontstaan ​​en in tientallen jaren is afgebroken, kan niet in korte tijd worden hersteld. En toch verandert het landschap: in het Bourtanger Moor keert het hoogveen met de typische planten- en diersoorten, zoals wollegras, langzaam terug.

Flora und Fauna

Het kleurenspel in de natuur is adembenemend. Het is een mozaïek van verschillende landschappen: zand en heide, heide en veen, akkers en weilanden. Afhankelijk van het seizoen schittert de heide in verschillende kleuren. De typische heidevegetatie vormt een harmonieus geheel met dit natuurspektakel: het vruchtdragende wollegras, dat als een crèmekleurige zee over het heidelandschap wuift, is alom bekend om zijn schoonheid. Heel anders dan de weelderige paarse heide, die een vleugje kleur toevoegt aan het nogal kale heidelandschap. De lijst met zeldzame plantensoorten die het goed doen in het heideveld is lang: snavelzegge en pijpenstrootje, dopheide en zonnedauw behoren daartoe, en uiteraard ook veenmossen. In het Internationale Natuurpark komen onder andere veenbessen, de tweebladige koekoeksbloem en de addertong voor. Kenners en liefhebbers van inheemse flora komen in het Bourtanger Moor en vooral in het Natura 2000-gebied Bargerveen steeds weer tot nieuwe ontdekkingen.

Ook het dierenleven op het heideveld omvat uitzonderlijke soorten. Zeldzame soorten en geslachten – waarvan sommige met uitsterven worden bedreigd – zijn hier weer inheems geworden nadat ze door landbouw uit het gebied waren verdreven. Nu zijn velen van hen terug. Ornithologen tellen alleen al in het heideveld ruim 280 vogelsoorten, waaronder talrijke zeldzame soorten: de blauwborst bijvoorbeeld, de goudplevier en - in grote aantallen - de grauwe klauwier.

Het is geen verrassing dat zwanen, ganzen, eenden en waadvogels hier tijdens hun lange vluchten een tussenstop maken. En het is ook niet verwonderlijk dat roofvogels als de blauwe kiekendief, de visarend en de rode wouw hier ook een bezoekje brengen. Hun aanwezigheid is waarschijnlijk niet in de laatste plaats te danken aan de andere diersoorten die in het heideveld leven: heidekikkers, levendbarende hagedissen en zelfs adders leven er. 

De ongeveer 40 soorten libellen en 30 soorten vlinders die in het Internationale Natuurpark te vinden zijn, zijn prachtig om te zien. Vooral de kleine kaasjeskruidmot en de bruinvlekparelmoervlinder zijn het bekijken waard.

Vooral in het natuurgebied het Bargerveen kunnen natuurliefhebbers bijzondere ontdekkingen doen op ruim 30 kilometer aan wandelpaden. Vanwege de bijzondere waarde van de flora en fauna is het Bargerveen aangewezen als speciaal beschermingsgebied onder de Europese Vogelrichtlijn en uitgeroepen tot belangrijk wetland. Ook het 30 hectare grote buitenterrein van het Emslandse Moormuseum in Geeste - Groß-Hesepe biedt interessante natuurobservaties.