Natuurreservaat Wesuweer Moor
Het circa 410 hectare grote natuurgebied, gelegen in de plaatsen Haren en Meppen, alsmede de gemeente Twist, bestaat uit een aaneengesloten hoogveengebied. Lange tijd werd dit deel van het landschap gekenmerkt door grootschalige veenontginning. De sporen daarvan zijn vandaag de dag nog duidelijk te zien. Na de voltooiing werd een uitgebreide renaturatie van het hoogveen ingezet door middel van herbevochtiging.
Wie vanaf de parkeerplaats bij de Imme een wandeling maakt door dit ruim 400 hectare grote natuurgebied, krijgt een landschappelijke mix van verschillende vormen van hoogveengebruik voorgeschoteld, waaronder vernatte gebieden, bosgebieden, hoogveenheide en hoogveenweidegebieden. Direct aan het begin van de wandeling wordt het landschap gekenmerkt door kleine percelen en is het bijzonder structuurrijk dankzij heggen en berkenbossen. Daarna volgen waardevolle heidevelden en tenslotte de uitgestrekte vernattingsgebieden van de voormalige veenontginning, die een weids uitzicht over het landschap bieden.
In het zuiden voert de verantwoordelijke lagere natuurbeschermingsautoriteit een begrazingsproject met schapen en geiten uit. Om ervoor te zorgen dat deze ‘kauwende natuurbeschermers’ zelf beschermd zijn tegen de trekkende wolf, werd het gebied in 2020 omheind. Zonder de schapen zouden er op het land alleen berkenbossen ontstaan in plaats van hoogveen. Nadat de veenwinning is beëindigd, raken de gebieden weer nat. Te hoge en dichte vegetatie is funest voor op de grond broedende weidevogels en andere planten en dieren die afhankelijk zijn van open, natte leefgebieden.
De zandpaden warmen snel op en wandelaars moeten voorzichtig zijn: het warme, open zand trekt gladde slangen en adders aan, twee slangensoorten die u hier met een beetje geluk kunt tegenkomen. De reptielen geven de voorkeur aan leefgebieden met sterke temperatuurschommelingen overdag en 's nachts en een hoge luchtvochtigheid, zoals open plekken in bossen en bosranden, heidevelden en moerassen, zoals die hier in het Wesuwer Moor typerend zijn. Er zijn overdreven ideeën over de giftige effecten van de adder, de enige inheemse giftige slang. Een dier wordt alleen gebeten als je het dier ernstig bedreigt, aanraakt, op het dier stapt of het achtervolgt. Hoewel het gif een van de effectiefste zenuwverlammende en bloedvernietigende soorten gif is die ratelslangen ook hebben, hebben adders er maar heel weinig van. Om een persoon van 75 kg in levensgevaar te brengen, moet hij of zij de volledige hoeveelheid gif van minimaal 7 volwassen vrouwtjesadders toegediend krijgen. Eén enkele beet kan uren later zwelling, lichte verlamming (gevoelloosheid), hartproblemen en uitgebreide verkleuring van het weefsel veroorzaken. Voor ouderen en jonge kinderen met hartkwalen moeten de beten echter wel serieus worden genomen. Sinds 1959 is er in Duitsland geen dodelijke adderbeet meer voorgekomen. Jonge adders en gladde slangen voeden zich met bruine kikkers (gras- en heidekikkers, zie herkenningspunt in hetzelfde gebied) en heidehagedissen. Omdat deze ook in grote aantallen in het Wesuweer Moor voorkomen, zijn deze twee zeldzame reptielen, die in Duitsland beide als ernstig bedreigd gelden, hier inheems.