Griendtsveense veenarbeiderswoningen
Ze zijn gerenoveerd, sommige met klinkers, andere met nieuw pleisterwerk, maar de uniforme architectonische vorm van de voormalige arbeiderswoningen van de turfstrooiselfabriek Griendtsveen aan het Noord-Zuidkanaal is nog duidelijk herkenbaar. De langgerekte huizen, oorspronkelijk opgetrokken uit witte steen, werden vrijwel gelijktijdig met de fabriek van de gebroeders Griendtsveen in 1901 gebouwd. Nederlandse ondernemers investeerden in Duitsland, allereerst omdat het Zuid-Noordkanaal nieuwe mogelijkheden bood voor de winning en het transport van turf. Ten tweede waren de Nederlandse witveenvoorraden uitgeput en ten derde was de vraag naar absorberend strooisel, vooral voor paardenstallen in de mijnbouw of voor militaire doeleinden, groter dan ooit.
De nieuwe locatie had maar één nadeel: er was een tekort aan arbeidskrachten. Voor de arbeiders uit de omliggende dorpen in Nederland was de tocht door het heideveld te lang. Bovendien wilde het bedrijf extra personeel uit verder weg gelegen regio's werven, hen aan het bedrijf binden en hen integreren in een stabiele sociale structuur. Uit de ervaringen met andere veenwerken was bekend dat seizoenarbeiders slecht konden zijn voor het imago en de rust in de gemeenschap. Zo moest in het naburige Hesepe een turffabriek al na drie jaar faillissement aanvragen, omdat er geen vast personeelsbestand was.
Daarom bouwde Griendtsveen AG uniforme nederzettingswoningen langs het kanaal. Er werden twee langgerekte, gelijkvloerse appartementengebouwen met vijf appartementen en vijf twee-onder-een-kapwoningen voor gezinnen gebouwd. In 1995 verkocht Griendtsveen Torfstreu AG alle appartementen die het bedrijf in bezit had. Een serviceappartement met vijf kamers is goed bewaard gebleven en van buitenaf te bezichtigen.